‘But who knows the fate of his bones, or how often he is to be buried?’.
Sir Thomas Browne (1605-1682)
Deze vragen stelt Engelse arts en schrijver Thomas Brown in zijn essay Urn Burial na de ontdekking van een Romeins urnenveld in zijn woonplaats Norfolk. Na eeuwen grafrust werden deze doden ongevraagd wakker geschud.
Dat juist Brown’s schedel in 1840 ten prooi viel aan grafroof en -na jaren ‘schoorsteenmantel’- in 1922 weer werd herbegraven, onderstreept de relevantie van zijn vragen. Waar blijven onze beenderen (en urnen) als in de verre toekomst begraafplaatsen worden opgedoekt? Verdwijnen ze onder distributiecentra? In knekelputten. Of vinden botten hun laatste rustplaats in depots van universiteiten en archeologische diensten?
Tijdens die overdracht, van graf naar archiefdoos, vindt een juridische gedaantewisseling plaats. Botten zijn in een handomdraai geen dode mensen meer, maar dingen. In de moderne Erfgoed Wet wordt een schedel gelijkgesteld aan een aardewerk kruik. Een transformatie die geworteld is in het Romeins recht
Wat doet deze transformatie in de hoofden en harten van mensen?
We willen de doden eeuwig laten rusten, als teken van menselijke beschaving. We willen de doden niet vergeten, in de hoop zelf nooit vergeten te worden.
We willen de schimmen in de onderwereld verbonden houden met hun graf. Maar we willen ook graag de geschiedenis ontsluiten. En eerlijk is eerlijk, de enorme dodengemeenschap is een betrouwbaar en duurzaam kennis-archief.
Als Artist in Residence onderzoek ik manieren waarop de sacrale en seculiere benadering van menselijke resten verenigbaar zijn. Ik hoop de juridische en spirituele transformatie terug te draaien. Niet door herbegraving, maar door herinterpretatie van een specifiek Romeins uitvaartritueel, uitgevoerd op een archeologische locatie in Rome. Een poëtisch eerherstel en tegelijkertijd een lofzang op de vergetelheid.
Tijdens mijn residency heb ik – naast brononderzoek en bezoeken aan de funeraire hoogtepunten van Rome – talloze inspirerende gesprekken gehad. Met studenten, PhD’s, top-notch archeologen, rechtsgeleerden, en historici. Een overweldigende uitwisseling van kennis en inspiratie (ook bij de lezingen en KNIR debates). Ik ben ingewijd in de wereld van Remote Sensing, in de necropolen van Satricum, de grafgiften van Crustumerium, in archeologisch tekenen en de kunst van het blokliften. Een tijdreis naar 500 voor Christus – via achtergebleven vingerafdrukken in een vaas – was een existentiële ervaring van formaat. Ook heb ik met hulp van de KNIR-staf een bijzonder samenwerkingsverband met een beheerstichting van diverse UNESCO sites tot stand kunnen brengen.
In samenspraak met diverse partijen, waaronder de enthousiaste KNIR-gemeenschap, vormt deze artistiek-wetenschappelijke verkenning de start van een Art-meets-Science-project. Met dit project hoop ik een scala aan onconventionele en poëtische reflecties samen te brengen: over vergankelijkheid, identiteitsverlies, onze complexe relatie met stoffelijke resten, de bescherming van menselijke waardigheid door juridische catch-22’s, en onze diepgewortelde angst voor de dood. Ik hoop jullie er spoedig meer over te vertellen.